Oude liefde roest. Dat is wat iedereen me altijd vertelde. Je gaat op vakantie, wordt tot over je oren verliefd, gaat terug naar huis en je leven gaat zijn gewone gangetje. Bij ons was het anders. Onze liefde was broos. We dansten de nacht in, tot het morgen werd. Onze liefde begon als een vakantieliefde maar ze bleef duren en ze leek nooit over te gaan.
We kenden mekaar al langer maar op vakantie sloeg de vonk pas echt over.
Je was begeleider op een jeugdkamp in het Zuiden van Spanje en alle meisjes hingen aan je lippen. Ze zweefden rond je heen als bosnimfen en elfjes. Ik zat alleen in een hoekje en ik keek naar jou. Ik volgde elke stap. Stiekem. Heimelijk. Want ik durfde niet dichterbij komen. Angstig om wat jij zou denken. Om wat jij zou zeggen. Ik wou één van die meisjes zijn. Moedig, vol zelfvertrouwen wou ik naar jou toe komen. Je lonken met één blik. In gedachten beleefde ik het allemaal maar in werkelijkheid was ik de kleine, de fijne. Het meisje dat niet durfde. Jij was mijn eerste liefde. Jij deed mijn hart openbloeien. Jij zorgde voor duizend vlinders die in formatie vlogen, op weg naar één doel. Naar jou. Maar ik met mijn verstand doofde alles, uit angst voor afwijzing. Uit angst niet goed genoeg te zijn voor jou. Ik was geen blonde vamp die lachte met elk woord. Ik was ik, serieus en intelligent van buiten maar speels als een kind als ik luisterde naar binnen.
En zo ging de vakantie voorbij. Ik hield afstand en deed mijn ding. Ik was heel stil aanwezig maar deed wat er van me gevraagd werd. Ik blonk uit in alle sporten. Het was mijn manier om me te onderscheiden van die giechelende trezen. Ik was aanwezig op mijn manier. Niet in woorden maar in daden.
Ik hield van muziek en zingen en op een avond zat ik nog alleen aan het kampvuur. Ik had mijn gitaar meegenomen en speelde één van mijn lievelingsnummers. Ik kon genieten van de stilte, het ruisen van de zee op de achtergrond en de krekels die prominent aanwezig waren en die mijn gedachten leken te beantwoorden. Het was die avond dat jij me opmerkte. Je had alles opgeruimd en elke vezel in mijn lijf voelde jouw aanwezigheid. Toen ik opkeek, zag ik jou staan. Jouw grijsblauwe ogen keken me indringend en geamuseerd aan. Je leek verbaasd en vroeg verlegen waar ik gitaar had leren spelen. Ik was met stomheid geslagen en kreeg nauwelijks een woord over mijn lippen. Dit gesprek had ik over en over gerepeteerd in mijn dromen. Maar toen jij voor me stond leek ik elk woord te zijn vergeten. Ik kwam met een onsamenhangend verhaal waar jij en ik niets van begrepen. We barstten in lachen uit. De spanning gleed van me af, het vuur in. Jij zat naast mij en het leek alsof we mekaar al jaren kenden. We praatten honderduit over dromen en reizen. Jij vertelde me waar jouw hart sneller van ging slaan en jij las in mijn lichtgroene ogen waar mijn hart naar uit ging.
Voor we het goed en wel beseften waren uren gepasseerd maar voor ons leek de tijd stil te staan. Het was jij en ik, de stilte, de zee en de krekels. Geen giechelende meisjes, geen verlegen ik. Dat moment was jij de liefde van mijn leven. Dat moment bracht twee mensen samen. Jij nam mijn hoofd in je handen en je kuste me zacht, teder, alsof je een kwetsbare vlinder in je handen nam. Als je een hart kan stelen, is dat wat jij op dat moment deed. Maar je gaf er al jouw liefde voor in de plaats. Grijsblauwe ogen keken me verlangend aan. Het was ons moment en het staat tot op de dag van vandaag op mijn netvlies gebrand. Jij was mijn vakantieliefde en wij… worden samen oud.